In een wereld geteisterd door de ondoden vindt een overlevende troost in zijn tutor, die toevallig ook zijn seksuele partner is. De jonge man, die graag zijn mannelijkheid wil bewijzen, ontketent een spervuur van vragen, elk leidt tot een hete sessie van zelfgenoegzaamheid. Zijn tutor moedigt zijn avances aan, wat leidt tot een gepassioneerde uitwisseling van kusjes. De bijlesleraar kleedt hem op zijn beurt gretig uit, waardoor zijn kloppende mannelijkheid zichtbaar wordt. Ze neemt hem vakkundig in haar mond, haar deskundige lippen die hun magie op hem uitwerken. De bijlessen van de bijleslerares berijden hem dan met wilde overgave van haar venijnige pik. Het taferment stoten elkaar in een wulpse ontmoeting met de andere, met een wellustige ontmoeting met hun wellustigheid, hun samen met elkaar in het ritme van de geile overlevers. De overleverende overlevenden vinden het ritme in de geruïneerde groepering van hun overlevenden, hun geruïneerd in harmonie. De groep overlevenden galmt het ritme weergalmt elkaar in de wereld van de overlevenden.